Tel/Fax : +31(0)513-542606 E-mail : burgseeli@hetnet.nl

cartoon1

Gezondheid


VOORZICHTIG BAAS IK BEN NOG MAAR EEN PUPPY
- De botjes
- Bewegingsschema
- Het bewegingsstelsel van de hond
- Voer

- EEN ANDERE KIJK OP DE ‘KNIKSTAART’
- Uitsluiting van de fokkerij
- Argumenten tegen uitsluiting
- Röntgenfoto’s
- Uitsluiting heroverwegen
- Tot slot

- ENOSTOSIS ( GROEIPIJNEN )
- Diagnose
- Behandeling
- Samenvatting





Heeft u er wel eens bij stil gestaan dat een hond tot 15 maanden nog niet volgroeid is.

De botjes
Het beendergestel van een jonge pup bestaat bijna geheel nog uit kraakbeen. Het meeste kraakbeen gaat tijdens de groei over in been. Bij een jonge hond bestaat het bot voornamelijk uit kraakbeen. Dit kraakbeen is zacht en buigzaam. In de loop van de ontwikkeling van een hond zetten kraakbeencellen zich om naar botcellen. Tot die tijd is het van het grootste belang dat wij als eigenaar de jonge hond goed begeleiden. De verkeerde belasting of overbelasting kan ervoor zorgen dat het kraakbeen / bot op een
verkeerde manier groeit. Ook is het mogelijk dat er botgroei optreedt op plaatsen waar dat niet normaal of gewenst is. De gevolgen kunnen divers zijn, maar heupdysplasie ( HD) is de meest bekende. HD wordt niet alleen erfelijk bepaald, de manier waarop de pup opgroeit, is ook van grote invloed op het wel of niet voorkomen van HD. Dit proces duurt ongeveer 1 á 1,5 jaar. Tijdens deze groei kan er van alles mis gaan, vooral bij de wat grotere en zwaardere rassen. Kraakbeen is zacht en buigzaam, dus kwetsbaar
De gewrichtsbanden en spieren.
Bij een pup zijn de gewrichtsbanden nog niet verstevigd en er is nog weinig bespiering. Zo kunnen onherstelbare blessures ontstaan. De gewrichtsbanden verstevigen zich pas als de groeischijven zich sluiten, dit is op de leeftijd van 15 maanden. Nu komt er ook pas echt bespiering.
Beweging
Voor de eerste 10 maanden is het advies dan ook: -Wandelen - Maximaal 5 minuten wandelen per levensmaand. Dat wil zeggen dat een pup van drie maanden maximaal 15 minuten per wandeling mag lopen. De pup mag dit wel zes keer op een dag doen en dus in totaal anderhalf uur lopen, maar niet in één wandeling anderhalf uur. Dit is echt veel te veel voor een jong hondje.

Hieronder een bewegingsschema;
- 8 tot 9 weken: 10 min. 4x per dag
- 9 tot 10 weken 15 min. 4x per dag
- 11 tot 16 weken max. tot 20 min. 4 x per dag
- 16 weken tot
5 maanden max. tot 25 min. 4x per dag
5 tot 7 maanden max. tot 30 min. 4 x per dag

Hierna:
tot 15 maanden langzaam opvoeren en bedacht zijn op wilde spelletjes
-Spelen met andere honden - Spelen met andere honden vooral ook andere rassen is prima voor de (sociale) ontwikkeling van de pup. Het verbetert de communicatie, de pup leert zijn handelingen te timen en inventief probleemoplossend bezig te zijn. Bovendien is het spel tussen pupjes onderling voor ons mensen een heel aardig schouwspel. Echter, laat een pup niet met honden spelen die vele malen zijn / haar afmeting, gewicht hebben. Bij een pup zijn de gewrichtsbanden nog niet verstevigd en er is nog weinig bespiering. Zo kunnen er dus vaak onherstelbare blessures ontstaan. Een pup kan dus best met honden van hetzelfde formaat, gewicht spelen en dan maakt het niet uit of de ander een pup is of een volwassen hond van een klein ras.
-Bal gooien — Gewoon gedoseerd bewegen is bij een jonge hond van groot belang maar ga niets forceren door bijvoorbeeld met ballen te gooien. De pup zal er naar toe willen rennen en moet bij het speeltje aangekomen remmen. Juist dit remmen is een zware belasting. Laat een jonge hond die beweging nemen die het zelf kiest. Rol de bal vlak voor hem, verstop de bal onder een kleedje, geef een bal met een touwtje eraan of een flostouw....verzin van alles, maar voorkom abrupte bewegingen.
-Fietsen — Ga pas op de leeftijd van anderhalf jaar met de hond fietsen. Vanaf een half jaar een klein stukje rechtuit met hem hardlopen kan wel. Ook wennen aan de fiets kan als de hond ouder is door met de hond en de fiets aan de hand een klein stukje te wandelen.
-Traplopen, springen — De pup mag geen trappen lopen of in of uit de auto springen voordat hij volgroeid is. Vooral traplopen naar beneden en uit de auto springen is een zware belasting voor de pup (geen sleutelbeenderen). Je kunt een pup wel leren om de trap op en af te lopen. Doe dit bij voorkeur niet thuis (als hij dat later ook niet mag) maar bv. in een winkel
centrum waar een trap is met brede, niet te hoge treden. De borst van de pup moet hierbij ondersteund worden. Uit ervaring weet ik dat het niet meevalt, zo'n eerste jaar van je hond. Je wilt al zoveel met 'm gaan doen, 't
lijkt erop alsof hij — als hij een half jaar is — al zoveel kan.

Gladde vloer
Laat de honden zeker niet op gladde vloeren spelen. Het risico van uitglijden en onverwachtse bewegingen is daarop een stuk groter.
Overbelasting/ c.q. einde spel
Je hond wil het allemaal zo graag. Toch moet je beheersen. Ga op een verstandige, doordachte manier met het bewegen van je pup en je jonge hond om. De kans op blessures of onherstelbaar letsel wordt daarmee zo klein mogelijk gehouden. Ook al heb je het idee dat de hond het wel aan kan. Ten eerste laat een pup, net als een kleuter, je niet weten wanneer hij zijn grens bereikt heeft, je ziet het pas aan de hond dat hij moe is wanneer hij ruim over zijn grens is heengegaan. Overbelasting heeft dan al plaatsgevonden. Je kunt er uren naar zitten kijken. En juist op dat punt maken we een fout! Hij gaat door met spelen totdat hij er letterlijk bij neer valt. Als baas dien je je pup in bescherming te nemen en het spel op tijd te laten stoppen.
Maar al te vaak wordt gedacht dat pups wel uit zichzelf zullen stoppen met spelen als ze moe zijn. Niets is minder waar!

image

Het bewegingsstelsel van de hond
Het skelet is het geraamte van de hond. Het is samengesteld uit beenderen die door middel van gewrichten met elkaar verbonden zijn. We onderscheiden verschillende typen gewrichten al naar gelang de toegelaten bewegingsgraad tussen twee beenderen: sommigen zijn volledig immobiel zoals de schedelbeenderen, andere laten bewegingen in de drie dimensies toe (gewricht tussen de schedel en de ruggengraat).
De bewegelijkheid van het skelet wordt gegarandeerd door de dwarsgestreepte spieren die zich via pezen op de verschillende beenderen vasthechten. Hun contracties veroorzaken bewegingen van beenderenstructuren ten opzichte van elkaar zoals bij de huig-r en strekbewegingen. De spiercontracties worden gecontroleerd door zenuwen en door tussenkomst van het centraal zenuwstelsel: de hersenen en de kleine hersenen voor de willekeurige

bewegingen, het ruggenmerg voor de reflexen De hond bezit, al naargelang het ras, drie o vier min of meer ontwikkelde gangen: stap draf, galop en telgang. De hond is een uitstekende springer en een gemiddeld zwemmer De mate van aanwezigheid van deze eigen schappen verschilt per ras.
Gewrichten
Een gewricht is een beweeglijke verbinding tussen twee beenderen. En daarvan zijn er heel wat bij dier en mens. De uiteinden van de botten die in een gewricht bij elkaar komen zijn bedekt met een laagje kraakbeen. Dat laatste dempt de schokken, net zoals zolen van sportschoenen dat doen. Tussen het kraakbeen zit een vloeistof (synovia). Deze vloeistof werkt als een soort smeermiddel en zorgt ervoor da de beenderen /botten soepel over elkaar kunnen schuiven. Aan weerszijden van een gewricht zitten gewrichtsbanden. Deze zorgen voor stabiliteit als je beweegt en houden de botten op hun plaats.
De gewrichten zijn verschillend naar gelang de beweging die ze voortbrengen:
- een eenvoudige verankering die geen enkele beweging toelaat (schedelbeenderen).
- De kraakbeenverbinding die een heel kleine beweging tussen twee benige structuren toelaat (bijvoorbeeld het bekken en de verwerking ervan bij een bevalling waardoor enige beweging tussen de verschillende botten mogelijk wordt).
Het echte gewricht waar de betrokken oppervlakken met hyalien kraakbeen bedekt zijn en waarbij de twee beenderuiteinden door een gemeenschappelijk kapsel omgeven zijn. Dit kapsel omvat een holte gevuld met een viskeuze (stroperige) vloeistof, het synoviaal vocht dal voor liet kraakbeen zowel een voedende als oliënde rol heeft. Het kraakbeen is een erg teer weefsel dat zich niet vernieuwt nadat het vernietigd is, vandaar het grote belang van deze dubbele bescherming van het synoviaal vocht Veelal is het gewrichtskapsel omgeven door een fibreuze mantel (bindweefsel) en door verscheidene ligamenten die de gewrichtsstabiliteit bevorderen.

Indien twee beenderuiteinden niet echt complementair zijn, kan een bijkomende kraak-beenschijf of meniscus tussen de twee gewrichtsvlakken aanwezig zijn (kniegewricht).

Voer
De beenderen zijn opgebouwd uit een verkalkte fibreuze structuur (bindweefsel). Deze verkalking treedt progressief op tijdens het foetale leven en de groeiperiode. Deze groeiperiode houdt lang aan bij pups van grote rassen. Niet voorzichtig zijn met kalk toevoegen, gewoon NIET doen! ( Behalve bij de Newfoundlander )
- Een pup heeft veel rust nodig om te groeien en bij teveel beweging zal hij zijn voeding niet gebruiken om te groeien, maar omzetten in energie met als resultaat een drukke, magere, hoog opgeschoten pup.
- Voor een maagtorsie hoeft u bij een pup niet bang te zijn .Om ze zindelijk te maken moeten ze na de maaltijd even naar buiten.
Uiteraard geen wilde spelletjes na het eten!
Tot 15 maanden ben ik eigenlijk nog maar een puppy…… zowel geestelijk als lichamelijk.










EEN ANDERE KIJK OP DE ‘KNIKSTAART’

Atjo Westerhuis, dierenarts, verbonden aan WHG Westerhuis Kliniek voor Gezelschapsdieren, Dalwagen 29c, 6669 CA Dodewaard; T 0488 – 41 00 40; E .(JavaScript must be enabled to view this email address); http://www.whgdierenartsen.nl

Uitsluiting van de fokkerij

Een knik in de staart bij een pup wordt gezien als een erfelijke fout. Als de knik wordt vastgesteld bij een pup, wordt de betreffende hond uitgesloten voor de fokkerij.

Dat is niet alleen vanwege het simpele schoonheidsfoutje ‘knik in de staart’ bij een overigens kerngezonde hond, maar ook omdat er onzekerheid bestaat over het feit dat die knik in de staart een deel van een ander, vaak latent (skelet)probleem zou zijn. Latent betekent, dat we bij het fokken met een dergelijke hond dan niet in de gaten zouden hebben, dat er stiekem toch een overdracht van een (skelet)afwijking zou kunnen plaats vinden op het nageslacht. Voor de ‘zekerheid’ sluiten we dan toch maar alle knikstaarten uit voor de fokkerij.

De vraag dringt zich op of dat wel terecht is. Is deze ‘zekerheid’ geen schijnzekerheid? En moeten we ons hierbij ook niet afvragen of we niet te veel waardevol genetisch materiaal verkwanselen voor deze schijnzekerheid?


Argumenten tegen uitsluiting

In de eerste plaats is het maar de vraag of iedere knikstaart erfelijk is. Als er bij een pasgeboren pup een misvormde staartwervel (knik in de wervel) zit, die de knik in de staart veroorzaakt, dan lijkt het heel waarschijnlijk dat het een aangeboren afwijking is, die misschien ook wel erfelijk is. Als er sprake is van een knik tussen twee verder geheel normale wervels bij een jonge pup is dat waarschijnlijk ook wel aangeboren, maar de kans is zeer groot, dat het niet door erfelijkheid maar door trauma is ontstaan. Het zou natuurlijk volledig onjuist zijn deze honden om reden van een door trauma ontstane knik in de staart uit te sluiten voor de fokkerij.


Röntgenfoto’s



image

Afbeelding 1:
Op deze beide röntgenfoto’s, die in 2 loodrecht op elkaar staande richtingen zijn genomen is te zien dat er een knik zit in de 3de wervel gerekend vanaf de staart punt.




image

Afbeelding2:
Op deze röntgenfoto te zien dat er een knik zit tussen de 6de en 7de wervel gerekend vanaf de staart punt


De bewering, dat alle knikstaarten gecorreleerd zijn aan andere (skelet)afwijkingen lijkt op grond van wat er over in de literatuur bekend is en op grond van praktijkervaringen een overdreven speculatie.

En wat te denken van de staartwervelafwijkingen, die geen knik veroorzaken en dus vrijwel nooit ontdekt worden? Die vallen dan toch buiten de selectie?

Als we alle knikstaarten uitsluiten voor de fokkerij, doen we dus niet alleen de verkeerde selectie, maar ook nog eens een zeer onvolledige!


Uitsluiting heroverwegen

Ik pleit ervoor om de ‘wetenschappelijke’ maatstaf om alle knikstaarten voor de fokkerij uit te sluiten zo snel mogelijk af te schaffen. We moeten veel selectiever te werk gaan.

Een knikstaart veroorzaakt door een knik tussen 2 overigens kerngezonde wervels moeten we in elk geval niet langer beschouwen als een erfelijk probleem en de betreffende honden toelaten voor de fokkerij.

We kennen voorbeelden van honden met een knikstaart die wel voor de fokkerij ingezet zijn; lang niet bij al die honden is helaas röntgenologisch vastgesteld of het om een knik in de wervel of tussen twee wervels gaat. In veel van die gevallen zijn noch bij de voorouders, noch bij de ouders, broers of zusters, noch bij het nageslacht knikstaarten gevonden. Als er familiair geen problemen te bespeuren zijn, moeten we de hond met een knikstaart niet uitsluiten voor de fokkerij, zeker niet in een kleine raspopulatie.

Als binnen een ras ook nog eens het percentage knikstaarten niet significant uitstijgt boven het percentage knikstaarten in het algemeen (rassen en kruisingen), is het uitsluiten van knikstaarten een onzinnige actie, die een ras meer genetische schade zal kunnen opleveren, dan genetisch voordeel. En dat laatste is toch het doel van selectie!


En tot slot …….

Ik heb sterk het gevoel, dat er nog wel meer erfelijke afwijkingen zijn bij de hond, zeker in relatie tot de reële situatie binnen een bepaalde raspopulatie, waarbij we de genetische winst- en verliesrekening van de huidige selectiecriteria in de fokkerij maar eens (opnieuw) onder de loep moeten nemen.



ENOSTOSIS ( GROEIPIJNEN )

Enostosis
(PANOSTITIS EOSINOFYLICA)


Enostosis, ook wel panostitis eosinofylica genoemd, is een aandoening van het bot en oorzaak van kreupelheid bij honden in de groeifase.
De ontsteking komt voor in de lange beenderen en wel in het middengedeelte van het bot, de diafyse. Het wordt in de volksmond ook wel “groeipijn” genoemd, dit in vergelijking met de groeipijn bij kinderen. Dit is geen juiste vergelijking, omdat bij kinderen die pijn meer uitgaat van de groeischijven (epifyse) aan de uiteinde van de botten.

Enostosis komt veel voor bij middelgrote en grote rassen en wel op de leeftijd tussen 4 en 24 maanden. Met name de lange beenderen, zoals opperarmbeen, spaakbeen, dijbeen en scheenbeen vertonen klachten.

image

Rechter bovenarm/elleboog

Wat is nu de oorzaak van die pijn in het bot?

Beenderen worden gevoed door bloed, dat door in- en uittredende bloedvaten aan- en afgevoerd wordt via een opening in het bot. In de genoemde groeifase van de hond blijft de groei van deze opening in het bot soms achter bij de groei van de bloedvaten. Hierdoor is de doorsnede van de opening relatief te klein voor de bloedvaten die er doorheen lopen, waardoor de bloedvaten enigszins afgekneld worden. De slagader die het bloed aanvoert heeft een sterkere, meer bespierde wand dan de ader die het bloed weer afvoert. Hierdoor wordt de slagader in staat gesteld meer bloed in het bot te brengen dan er door de ader wordt afgevoerd en ontstaat er stuwing van bloed in het bot, waardoor zich oedeem (vocht) ophoopt. Dit is zeer pijnlijk, vooral als het zich onder het beenvlies (periost) bevindt.
Naast het ontstaan van oedeem kan er ook fibrine (stollingseiwit) in het beenmerg neerslaan. Dit geeft een vlekkerig beeld op de röntgenfoto. In een chronisch stadium kan de fibrine ook nog verbindweefselen. Hierin kan ook kalk worden afgezet, zichtbaar als witte vlekken, vooral rond de opening waar het vat door het bot dringt. Ook kunnen virussen een rol spelen bij het ontstaan van Enostosis.
Symptomen
Ogenschijnlijk gezonde, vaak snelgroeiende honden zijn plotseling al of niet zonder aanleiding kreupel. De kreupelheid vertoont, doordat het een systeemaandoening is, een wisselend karakter: dan eens links voor, dan weer rechts voor. Meestal manifesteert de kreupelheid zich in de voorbenen, maar mogelijk ook in de achterbenen. Vaak blijken de honden een snelle groeifase doorgemaakt te hebben.

Diagnose
Palpatie (het uitoefenen van druk op het bot) en het met de vingers wat doortastend drukken tussen de spiergroepen tot op het bot, geeft veel heftige pijnreacties (“crying out”, wegtrekken van het been, soms zelfs bijtreacties). Het losjes bewegen van het schoudergewricht (boegkreupelheid) en van het ellebooggewricht (elleboogkreupelheid) blijkt niet pijnlijk te zijn. Bij röntgenonderzoek blijkt dat de normale schors-merg-structuur is veranderd in een wat vlekkerige, wolkige verandering in het merggedeelte.

Behandeling
Soms gaat de kreupelheid vanzelf over. De hond belast het kreupele been minder en met wat rustig aandoen verdwijnen de klachten vaak weer vanzelf. Bij ernstige en aanhoudende klachten kan overwogen worden om pijnstillers te geven, waarbij moderne NSAID’s de voorkeur verdienen. Soms wordt er als medicatie corticosteroïden voorgeschreven. Deze hebben even wel bij de jonge hond vervelende bijwerkingen, zoals verminderde lengtegroei, vertraagde (kraakbeen) genezing, verminderde afweer etc. Bij het voorschrijven van corticosteroïden aan honden in de groei, moet men zich de nadelen vooraf goed realiseren.


Het lijkt erop dat Enostosis in bepaalde rassen( Duitse Herder ) vaker optreedt. Mogelijkerwijs speelt erfelijkheid hierbij een rol. Hoe de vererving is niet bekend. Snelle groei, overdadige beweging kunnen wellicht invloed hebben op het ontstaan van Enostosis.

Samenvatting
Enostosis is een aandoening van het bot, die de oorzaak kan zijn van kreupelheid in de groeifase bij honden van middelgrote en grote rassen. De diagnose is eenvoudig door palpatie en röntgenonderzoek te stellen. De hond is met rust (eventueel aangevuld met medicijnen) zeer goed te behandelen. Deze aandoening veroorzaakt geen blijvende schade aan het skelet. Al hoewel perioden van pijn gedurende de eerste twee levensjaren kunnen optreden, is het vooruitzicht op uiteindelijk herstel zeer goed.

Alle rechten voorbehouden aan Vom Burgseeli | Website ontwerp en realisatie: logo_moei_green